Principe van vermenigvuldigen | Vanuit handelen: |
Bewegend rekenen
We laten een kind de klas verdelen in groepjes.
Daarna laten we hem opnoemen hoeveel kinderen er in elk groepje staan. De klas is verdeeld in een groepje van 8, een groepje van……enz.
Tijdens de tweede opdracht laten we de kinderen eerlijk opdelen in gelijke groepjes (het spreekt vanzelf dat de leerkracht meerdere verdelingen mogelijk maakt).
Ook hier zal een van de kinderen verwoorden wat er gedaan is.
Karel heeft de klas in groepjes van 5 verdeeld.
Hoeveel groepjes zijn er dan 6!
Karel heeft de klas dus in zes groepjes van 5 verdeeld. Hij heeft 30 kinderen in zes groepjes van 5 verdeeld. 30 kunnen we verdelen in 6 keer een groepje van 5. Even verder 30=6x5 Of 30 verdeeld in 6 groepjes geeft groepjes van 5 kinderen 5=30:6
Rij van 3
Overige activiteiten
Hier kan een degelijk verhaal beschreven worden maar dan met voorwerpen, zoals kastanjes.
Ik geef het kind een aantal kastanjes en laat hem deze kastanjes (voorwerpen) in een aantal gelijke groepjes verdelen.
De sleutelopdracht, die kan Leiden naar het begrip van het vermenigvuldigen, is dat het kind steeds moet verwoorden wat het gedaan heeft.
De leerkracht helpt het kind dan naar de formele rekentaal.